
De Leonber is van vroeger uit een erfhond. Dit betekend dat de hond graag rondloopt in en rond het huis in de buurt van mensen. Hij houdt graag alles in de gaten en loopt niet heel de dag achter je aan. Ook betekend dat dat de hond niet gauw weg zal lopen.
Tegenwoordig word de hond vooral gehouden als gezinshond. Dit komt omdat dit ras erg zachtaardig is en graag mensen om zich heen heeft. Hij heeft een evenwichtig karakter. In huis is de Leonberger een erg gezellige hond. Hij gaat goed om met kinderen en gedraagt zichzelf zachtaardig tegenover andere huisdieren. Ook met andere honden kan dit ras goed overweg.
Belangrijk bij dit ras, is dat hij consequent maar vriendelijk opgevoed moet worden. Het is een grote vriendelijke hond, maar het is wel verstandig om gehoorzaamheidscursus met hem te volgen. De meeste Leonbergers zijn intelligent en vinden het leuk om iets te leren. Je kan hem overal mee naartoe nemen. Ook beschikt de Leonberger over een uitzonderlijk geduld. In moeilijk situaties blijft hij kalm en zal hij zelf weglopen.
De Leonberger is trouw aan zijn baas en bewaakt het erf en huis op een indrukwekkende manier. Hij doet dit op een rustige en gepaste manier. Dit komt de Leonberger over het algemeen geen agressief ras is. De hond blaft alleen wanneer het echt nodig is en doet dit zo beperkt mogelijk. Tegen vreemden is hij vaak wat afwachtend maar door de houding en het gedrag van zijn baasje kan hij zien dat het vaak geen kwade bedoeling is. Bekende van de hond worden altijd enthousiast begroet.
De Leonberger is een hond die zwaargebouwd is en zich wat traag voortbeweegt. Daarom is dit geen ras om uren mee te gaan hardlopen of fietsen. Ze hebben maar een middelmatige beweging nodig. Wel moet hij natuurlijk 3 tot 4 keer uitgelaten worden om zijn beweging kwijt te kunnen. Hij is dol op water en ruikt dit al vanaf een grote afstand.
Tijdens de dracht
Wanneer de eerste loopsheid van een teef aanbreekt, komt ze in haar puberteit. Het tijdstip wanneer de eerste loopsheid aanbreekt is bij ieder ras verschillend. Over het algemeen komen honden enkele maanden na het bereiken van het volwassen lichaamsgewicht en grootte (stagnatie in de groei) in de puberteit. Honden van kleine rassen zijn eerder volwassen dan honden van grote rassen. Bij heel grote rassen kan het zelfs 2 jaar duren. Bij jonge teven kan in het begin ook sprake zijn van een stille loopsheid, waardoor de eerste loopsheid door de eigenaar wordt gemist. De Leonberger is een erg grote hond, dus de eerste loopsheid van de teef zal daarom ook pas laat zijn. Het kan zelfs pas 2 jaar duren voor de teef voor het eerst loops is. Sommige honden kunnen puberteitsstreken vertonen. Ze luisteren dan minder goed, doen ondeugende dingen en proberen het baasje uit te dagen. Gedurende deze periode zullen sommige honden ook proberen om dominant over het baasje te gaan worden.
Als je een drachtige hond hebt, kan haar gedrag veranderen. Soms verliest de drachtige hond haar eetlust of eet ze juist meer. Een drachtige hond kan ook depressieve symptomen vertonen of heeft juist meer behoefte aangehaald te worden. Een drachtige teef is vaak sneller vermoeid en heeft helemaal geen energie.
Je merkt vaak aan de teef dat de geboorte er aan komt, omdat ze onrustig zoekt naar een plek waar ze haar jongen kan werpen. Sommige teven worden heel erg rusteloos. Ze zijn heel de dag op zoek naar materiaal om een nest te bouwen, of graven kuilen in de tuin. Een krant of oude doek vind een teef goed materiaal om een nest mee te bouwen. Dit zal ze dan ook willen gebruiken.
Toch kan de daadwerkelijke geboorte lang op zich laten wachten. De meeste teefjes zullen tot ongeveer 24 uur voor de geboorte van haar jongen, geen voedsel meer eten. Ze willen wat vaker naar buiten om hun darmen goed te legen. Ook veranderd het rusteloze gedrag in een absolute rustperiode. De lichaamstemperatuur van de teef zal een hele graad of zelf meer dalen. Op dit moment, kun je uitrekenen hoe lang de bevalling nog duurt door regelmatig haar temperatuur te controleren.
Een paar uur voor de geboorte zal de temperatuur weer langzaam stijgen tot het weer normaal is.
De socialisatieperiode van een puppy bestaat uit 2 delen. De eerste socialisatieperiode en de tweede. De eerste is het belangrijkst. In deze periode moeten de pups het buitenleven als normaal gaan beschouwen.
Ze moeten kennis maken met van alles en iedereen. Ze zijn erg onderzoekend en nieuwsgierig. In deze periode moeten de pups met zoveel mogelijk met mens en dier in aanraking komen. Deze periode is ook het best geschikt om met je pup naar een hondenschool te gaan.
De pups moeten ook om leren gaan met verschillende prikkels. Bijvoorbeeld het lawaai van verkeer en geluid van apparaten en machines. Dit proces word de socialisatie genoemd.
Socialisatie
De 1e socialisatieperiode moet rustig gebeuren, als dat niet gebeurt krijgt de pup een overdosis aan informatie en kan hij dit niet op de juiste manier verwerken. Het is goed om je pup gewoon op de arm te nemen en hem rustig te laten wennen aan nieuwe prikkels. Je merkt snel genoeg of je nieuwe pup angstig of nieuwsgierig is. In het eerste geval is je pup nog niet toe aan de prikkel. In het tweede geval is de pup klaar om op onderzoek uit te gaan. Als hij dan nog angstig is moet je hem niet troosten of aanhalen, want zo word de angst versterkt. Breng wat later de pup opnieuw in aanraking met de angst en na een paar keer zal de pup de prikkel als normaal gaan beschouwen.
In de 2e socialisatiefase moet de pup alle positieve ervaringen uit de 1e socialisatieperiode opnieuw meemaken. Dit moet je doen om te voorkomen dat de pup desocialiseert en alsnog angstig word. In de angstfase zijn pups extra gevoelig voor traumatische ervaringen.
Ook word in de 2e socialisatiefase (rond de 15 weken) de hiërarchie duidelijk. Dit is de plaats in de roedel, maar in dit geval dus het gezin.
Maak jouw eigen website met JouwWeb